dinsdag, juli 31, 2007

Vakantie (4): Riobamba - Duivelsneus - Cuenca - Guayaquil

Na een koud en kort nachtje (we stonden om 04:55 uur op en toen was het 15,5 graden in onze hotelkamer, ondanks dat de open haard de gehele nacht had gebrand) vertrokken we woensdag 18 juli vroeg naar het treinstation van Riobamba. Hier vertrok om 06:30 uur de trein naar Alausi.

Onze chauffeur had de vorige dag al de kaartjes voor ons gekocht en omdat hij hier vaker was geweest, wist hij ook precies waar wij 's morgens moesten gaan staan. Alle toeristen stonden netjes in een rij te wachten (wij als eerste) en toen de trein arriveerde, rende iedereen hard op de trein af voor het beste plaatsje. Marco en ik klommen als derde de trein in. We schatten in dat we niet op het eerste bankje konden zitten, maar wel aardig voorin wat niet slecht zou zijn. Groot was onze verrassing echter toen we onze chauffeur op het eerste bankje zagen zitten, dat hij voor ons had vrijgehouden. Zo zaten we mooi voorin en hadden we het beste zicht.

De treinreis naar de ‘Nariz del Diablo’ (de Duivelsneus) werd oorspronkelijk aangelegd om een verbinding te creëren tussen Quito en Guayaquil. Het laatste gedeelte van de reis (vanaf Alausí) is het meest spectaculair omdat het zo steil is dat de trein zigzaggend over de rails naar boven en weer naar beneden het dal inrijdt.

Na onze aankomst in Alausi reden we met de auto door naar Ingapirca waar we de ruines van de Canari en de Inca's (van rond de 15e eeuw) bekenen hebben. Het was leuk om de verschillen tussen de Inca's en Maya te zien omdat we twee jaar geleden de Maya route gedaan hebben (Mexico, Guatemala, Honduras en Belize). Na deze bezichtiging reden we door naar Cuenca.

's Avonds en de volgende dag hebben we Cuenca uitgebreid verkend. Cuenca is een koloniale stad met fraaie pleinen en smalle straatjes en een zuidelijke sfeer. Vooral de nieuwe kathedraal aan het Plaza Abdón Calderón en de gebouwen aan de rivier Tomebamba waren erg mooi. Cuenca is bekend als centrum van handwerk zoals zilversmeedwerk en de bekende ‘panamahoeden’. In het centrum heb ik dan ook een aantal mooie kralen van fijn zilverwerk gekocht. Net even buiten het centrum hebben we een bezoek gebracht aan de panamahoeden werkplaats van Homero Ortega. Hier hebben we twee hoeden gekocht: een echte panamahoed voor Marco en een 'zomerfilmsterren-hoed' voor mij.

Nadat we Cuenza en het Andesgebergte achter ons hadden gelaten reden we op donderdag in vijf uur naar Guayaquil aan de Stille Oceaan. Het eerste gedeelte van de weg was erg slecht. De weg was vaak nauwelijks geplaveid, bevatte vele kuilen en regelmatig was het erg mistig. Het tweede stuk was beter, waarschijnlijk ook omdat dat een tolweg was.

Vlak voordat we Guayaquil inreden werden we aan de voet van de brug door de politie tegengehouden. Uit de discussie die onze chauffeur met de politieagent voerde, begrepen wij dat we de brug niet overmochten. De reden hiervan was niet duidelijk, maar werd dat al snel. Na een discussie van tien minuten en het betalen van vijf dollar mochten wij onze weg weer gewoon vervolgen. Zo gaat dat in Ecuador helaas vaker: de politie is niet te vertrouwen en in Guayagill halen ze de auto's uit Quito eruit, die dan moeten betalen...een bedenkelijke actie.

In Guayaquil was het erg warm en vochtig, we voelden ons er helemaal thuis, net Aruba!
Vrijdag 20 juli vertrokken we naar de luchthaven van Guayaquil voor onze vlucht naar Baltra op de Galapagos eilanden. Gelukkig konden we een koffer en onze doos met hoeden bij de chauffeur achterlaten, die we na onze bootreis weer in Quito zouden zien.